Op 15 augustus herdenken we ieder jaar bij het Indisch Monument in Den Haag álle slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de directe gevolgen daarvan. Het boek In de hel van Birma is een ooggetuigenverslag uit de kampen langs de Birma-Siam Spoorlijn (1942-1945).
De Indië-herdenking gaat heel Nederland aan. Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan en dit betekende het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. Deze dag leert ons, net zoals 4 mei, dat vrede niet vanzelfsprekend is. Toch is het in Nederland nog niet algemeen bekend wat deze gebeurtenis voor de Nederlandse én wereldgeschiedenis betekent. Vorig jaar schreven we al dit artikel met boekentips over de vergeten oorlog In Nederlands-Indië.
Nu waarom je ook dit boek móét lezen…
‘De koffer die ik had, was zwaar, ik had hem van station Weltevreden naar het Xe [Batallion] gesjouwd, langs de grond slepend aan een riem. Gammel kwamen we ’s middags 5 uur daar aan. De badgelegenheid was er gelukkig goed. Maar de prettige welkomstgroet van de Japanse commandant was: “I shall treat you like dogs.” Nu, dat hoefde hij niet te zeggen, dat ervoeren we binnen een minuut, al waren het dan blijkbaar Japanse honden, want wij behandelen onze honden beter.’
Deze passage komt uit de dagboekaantekeningen die Jan Schneider (1905-1981) opschreef zodra hij bevrijd was uit de Japanse krijgsgevangenschap in Birma. Zijn manuscript is in 1983 door zijn oudste zoon Carel Jan aangetroffen in een stapel documenten die betrekking hebben op de periode dat Schneider als dwangarbeider verbleef in kampen langs de beruchte Birma-Siam Spoorlijn, van oktober 1942 tot augustus 1945. “Mijn broer Eric,” zegt Schneiders jongste zoon Hans, “heeft een paar passages uit deze tekst geciteerd in zijn toespraak tijdens de nationale herdenking bij het Indisch Monument in Den Haag op 15 augustus 1988, waarna het manuscript is opgeborgen en vergeten! Het is pas in april 2011 dat het manuscript weer is opgedoken en ik het voor het eerst onder ogen heb gekregen. Toen nam ik mij voor mijn vaders Birma-geschiedenis te publiceren en zo voorgoed aan de vergetelheid te ontrukken.”
In maart 1942 wordt Jan Schneider, leraar in Bandoeng en reserveofficier in het KNIL, door de Japanners krijgsgevangen gemaakt. “De behoefte om te schrijven is groot”, begint hij zijn terugblik op zijn gevangenschap, “zo gauw mogelijk wil ik de gebeurtenissen in mijn leven van 18 september 1942 [de dag waarop hij naar Birma wordt afgevoerd] tot heden [31 augustus 1945] opschrijven uit vrees veel te vergeten en dat wil ik tot geen prijs om vele redenen.” De dagboekaantekeningen die hij maakte, moesten de twee dagboeken vervangen die hij gedurende drieënhalf jaar had bijgehouden, maar door de Japanners waren afgenomen en vernietigd.
Jan Schneiders geschrift is meer dan een verslag. Het transport op de Tacoma Maru, één van de ‘hell ships’ waarop krijgsgevangenen werden getransporteerd en de gebeurtenissen op en langs de gevreesde ‘dijk’ (de spoorbaan) en in de kampen lijken heet van de naald te zijn opgeschreven, aus einem Guss en zonder enige doorhaling. Schneider schrijft over intermenselijke relaties, over geloof en godsvertrouwen, maar ook over ongeloof, het omgaan met ziektes, sterven en dood en het eindeloos gemis van geliefden en familie. Zijn vriendschap met kampgenoten Wim Kan, dominee Mak (de vader van Geert Mak) en vele anderen komen aan de orde, evenals de geheime gedachtewisselingen met een Koreaanse kampbewaker over cultuur en politiek. Die thema’s verlenen zijn relaas een grote diepgang en maken het tot een aangrijpend document.
Jan Schneider was na zijn repatriëring uit Nederlands-Indië, in 1946, rector van het Grotius Lyceum in Den Haag en hoogleraar Duitse Letterkunde aan de Vrije Universiteit. Zijn vrouw Corrie en hun drie zoons, Carel Jan (1932-2011, bekend als de auteur F. Springer), Eric (1934, acteur) en Hans (1939) waren van december 1942 tot begin december 1945 geïnterneerd in de vrouwenkampen Tjihapit in Bandoeng en Adek in Batavia. Carel Jan verbleef van december 1944 tot september 1945 in jongenskampen in Bandoeng.
Hans D. Schneider, Egyptoloog en historicus, bezorgde de uitgave van zijn vaders manuscript. Hij zegt dat het bepaald niet licht was om met de krijgsgevangenschapsjaren van zijn vader bezig te zijn: “Het boek van en over mijn vader – In de hel van Birma – lag al een poos op voltooiing te wachten toen ik in november 2017 in Bandoeng voor het huis stond waar mijn vader door de Japanners op 13 maart 1942 is opgepakt. Toen dacht ik: niet langer getalmd, nu moet je Jans boek af maken! Met gebruikmaking van familiebrieven en andere documenten in Schneiders Birma-papieren vulde ik de dagboekaantekeningen aan tot en met de aankomst in Nederland in augustus 1946. In een epiloog kijk ik terug op mijn vaders leven.”
Commentaren van lezers van In de hel van Birma:
Een medewerker van het Veteranen Instituut van het Ministerie van Defensie:
“Het afzien op dat ‘hell ship’, de nauwe ruimtes, de hitte, de barre, nachtelijke kou in het oerwoud, het gebrek aan privacy, het zich ergeren op de thuisreis aan mede-repatrianten. Jans rol als inval-voorganger en dan de setting de avondwijdingen die hij leidde: een vervallen gebouwtje of zelfs een latrine. Het verzorgen van elkaar op de intiemste momenten, het grote verlangen naar je gezin en tekenen van leven.”
De zoon van één van Schneiders kongsi-genoten:
“Een ‘document humain’. Belangrijk omdat het niet alleen gaat om historische boekstaving voordat dit stuk geschiedenis in de vergetelheid vervliegt, maar vooral ook om de existentiële bewustwording van wat mensen in gruwelijke omstandigheden aan humaniteit en uithoudingsvermogen kunnen opbrengen. De mengeling van herinnering en herkenning die het verhaal oproept, raakt ook bij mij een gevoelige snaar van weemoed en memorie.”
Willemien Timmers in de Oegstgeester Courant:
“Indrukwekkend ooggetuigenverslag dat de lezer niet loslaat, alle aspecten van het menselijk bestaan niet uit de weg gaat en de lezer op een bijzondere manier meeneemt in hoe Jan Schneider in het leven stond. Een aanrader om te lezen in de periode van herdenken en vieren.”