Tekst: Esther Pordon
Fotografie: Ricky Koole
In Berlijn laat Blokhuis op zeer onderhoudende wijze zien hoe, tegen de achtergrond van politiek en geschiedenis, Berlijn een bakermat wordt van een bijzondere muzikale revolutie. Wat maakt Berlijn tot zo’n bijzondere muziekstad? Leo Blokhuis neemt de lezer mee in zijn muzikale zoektocht.
Zomer 1977. De dan 15-jarige Leo Blokhuis hoort voor het eerst David Bowie’s Heroes en denkt – excuse our French – ‘What the fuck is dit?!’ Zomer 2020. Leo’s agenda is angstvallig leeg dankzij een pandemie dus Leo duikt achter zijn computer om nou eindelijk eens op papier te zetten waarom Heroes zo anders was dan wat Bowie tot dan toe maakte. Het antwoord? Berlijn.
Waarom maakte Bowie in Berlijn zulke radicaal andere muziek?
Als tiener is Blokhuis al groot fan van Bowie, maar het album Heroes raakt niets van waar hij op dat moment muzikaal mee bezig is. Leo: ‘Het nummer kennen de meeste mensen wel, maar toen ik het hele album kocht merkte ik wat een gekke plaat het eigenlijk is. Er staan heel veel instrumentale stukken op die weinig met popmuziek te maken hebben.’ Het blijkt dat Heroes volledig in Berlijn is opgenomen, en de albums Low en Lodger deels. Wat opvalt is dat ze alle drie totaal anders zijn dan wat Bowie voor en na die ‘Duitse periode’ uitbracht. Daar moet een verband zijn… Waarom maakte Bowie in Berlijn zulke radicaal andere muziek?
Roaring twenties
Leo zou Leo niet zijn als hij niet de geschiedenis induikt, op zoek naar oorsprong, verbanden, anekdotes. Research is immers zijn middle name. Het brengt Leo helemaal terug naar het begin van de twintigste eeuw: ‘Er is een rode draad van zeer experimentele muziek in Berlijn, en dat begint eigenlijk al net na de vorige eeuwwisseling wanneer Berlijn na de Eerste Wereldoorlog te maken heeft met enorme hyperinflatie. Mensen lopen met kruiwagens vol geld over straat, krantenpersen moeten geld bijdrukken omdat het zo hard gaat. Pensioenen en spaargelden zijn niks meer waard, dus men gaat met de dag leven. Er ontstaat een enorm uitgaansleven en er wordt kunst gemaakt die totaal anders is dan we tot dan toe gewend zijn. Klassieke muzikale waarden als een meeslepende melodie, begrijpelijke harmonie en welluidende toonzetting worden overboord gegooid. Dit is het begin van de atonale, abstracte muziek. Dat zie je ook terug in de beeldende kunst en literatuur. Er ontstaat een soort microkosmos waarin kunst niet meer gemaakt wordt om te behagen. Artiesten als Brecht en Weill en Marlène Dietrich komen hier in op.’
Van Dietrich naar U2
Leo vertelt over de filmindustrie in die tijd, over Hitler de mislukte kunstenaar en het begin van de synthesizers maar stopt zichzelf dan en verontschuldigt zich: ‘Sorry ik ga weer teveel in op de details maar er gebeurde zó veel in die stad!’ Zijn verhaal over de ontwikkeling van 100 jaar Berlijnse muziek is pas aan het begin van de tijdlijn en we zijn al een half uur verder. Het geeft een klein inkijkje in Leo’s nieuwe boek Berlijn – Muzikale revolutie, waarin hij de enorme invloed van Berlijn op de muziekgeschiedenis uiteenzet. Dat doet hij uiteraard in die typische verhalende stijl die we van hem gewend zijn; een reis over kronkelende wegen, met hier en daar een zijpad dat altijd weer via een smal onverhard weggetje verbonden is aan de rode draad. Van Marlène Dietrich en Schönberg via Zappa, Kraftwerk en Bowie tot de techno van nu. En niet alleen de techno, want het blijkt ook dat U2 misschien wel jaren geleden gestopt zou zijn als ze niet naar Berlijn waren gegaan. Leo: ‘U2 stond een beetje op omvallen nadat hun album Rattle and hum redelijk geflopt was. De band wist dat ze iets nieuws moesten proberen, ging naar Berlijn en schreef daar het nummer One. Toen wisten ze dat ze nog genoeg te vertellen hadden om nog even door te kunnen gaan.’
Ik hou er niet van als mensen me de professor noemen
Professor
Het liefst vertelt Leo tijdens het interview de hele geschiedenis van Berlijn tot in details, maar dan zou er geen reden meer zijn om zijn boek te lezen. Het boek dat overigens zijn eerste muziekboek is met één substantiële kern. ‘Dit verhaal over Berlijn zat al zo lang in mijn hoofd en dankzij corona had ik eindelijk tijd om het te schrijven.’ De vele anekdotes die de revue passeren zijn te danken aan Leo’s misschien wel grootste hobby: eindeloos researchen. ‘Dat vind ik echt leuk om te doen, maar ik kan mezelf er ook compleet in verliezen. Want waar stop je? Hoe doseer je het? Details geven een verhaal kleur, maar wanneer zijn ze leuk en wanneer wordt het gefreak?’
Dat maar weinig mensen zijn neus voor bijzondere verhalen en onverwachte verbanden in de muziekwereld als gefreak zien, blijkt wel uit het succes van zijn boeken Plaatjesboek, City to city en Sound of the south. Ook tijdens zijn lezingen, mini-colleges en reportages tijdens de Top 2000 a Gogo-uitzendingen hangt het publiek al jaren aan zijn lippen. Hoe onthoudt hij ál die verhalen toch? ‘Ik weet lang niet alles, maar ik heb best een goed geheugen’, geeft hij toe. ‘Je moet alleen wel oppassen dat je geen karikatuur van jezelf wordt. Ik hou er niet van als mensen me de professor noemen. Dat veronderstelt een academische benadering, terwijl het gewoon dingen zijn die ik heel erg leuk vind.’
Hoewel Leo vorig jaar zijn eerste roman uitbracht houdt hij het voorlopig bij non-fictie (‘Mijn leven is eigenlijk veel te rommelig om helemaal in een roman te kruipen’). Maar helemaal zeker is dat niet te zeggen, want Leo volgt vooral zijn hart. ‘Als ik het zakelijk had bekeken en dit corona-jaar financieel had willen redden, had ik natuurlijk een boek à la Plaatjesboek moeten maken. Maar daar heb ik geen seconde aan gedacht. Ik schrijf gewoon over datgene waar mijn nieuwsgierigheid me brengt.’ En aangezien er tijdens ons gesprek alweer diverse onderwerpen zijn aandacht trokken (Zweden, Cuba, Jamaica om maar wat te noemen) kunnen we voorlopig nog genoeg verrassende muziekgeschiedenis uit zijn pen verwachten.