In een beetje boekhandel staan op de planken ‘Natuur’ tientallen boeken over vogels en vogels kijken. Waar komt die opleving vandaan, en hoe vind je de weg in het woud van vogelboeken?
Tekst: Jean-Pierre Geelen
Beeld: Hanna Rämä
Een vriend had een vogel gezien op de rand van zijn stadse balkon, vertelde hij opgetogen tijdens een etentje bij mij thuis. Een bijzondere vogel, zei hij, al wist hij er niets van. Behoorlijk groot, met een beetje bruine zweem. Er volgden meer details, die mij – vogelaar voor het leven – prikkelden. Een roofvogel wellicht, een sperwer misschien. Of een slechtvalk, als mijn vriend zich heel misschien een klein beetje had vergist in de details. Ik gaf hem een kloek boek in handen: Vogels van Europa, een handzame vogelgids waar ik als beginnend vogelkijker veel aan heb gehad, dankzij de duidelijke plaatjes. ‘Zoek maar op en wijs mij jouw vogel aan’, gebood
ik mijn bezoek. Altijd spannend: onwetenden zien nooit een koolmeesje, maar altijd een zeldzame Siberische boompieper. Tergend lang bladerde mijn vriend langs alle vogels van Europa, van roodkeelduiker (die was het in elk geval niet) tot de boomklever – die was het ook niet. Nog 318 soorten te gaan. Bij een enkele pagina aarzelde hij. Even terugbladeren, dan weer verder. Tot hij opveerde, met een schok van herkenning. Dáár, op pagina 279, stond zijn buitengewone vogel, geen twijfel mogelijk. Kijk maar, wees hij beslist. Ik keek: een merel, vrouwtje.
Tot zover de ornithologische aspiraties van mijn goede vriend – hij kan weer andere dingen. Niets tegen de merel trouwens. Weinig stemt vrolijker of weemoediger dan die zwarte zanger die ‘s ochtends in alle vroegte of ‘s avonds de schemerige stilte vult met zijn parelende lied. Wel iets tegen boeken met te veel vogels voor de (beginnende) vogelaar. Zowel van die boeken als van vogelaars zijn er veel tegenwoordig.
Hippe hobby
Vogels kijken veranderde van een hobby voor spreekwoordelijke boskabouters wier haardos (indien aanwezig) even grijs oogde als de wollen sokken waarop zij voortbewogen, tot een bezigheid voor iederéén. Logisch: vogels kijken is gezond, zeggen diverse onderzoeken. Het maakt gelukkig en voorkomt depressies. Het is ontspannend, je komt buiten en je beweegt – allemaal zaken die de moderne mens goed kan gebruiken om te ontsnappen aan het jachtige binnenleven. Het werd aantrekkelijker doordat steeds betere boeken, verrekijkers en fotoapparatuur verschenen – sommige nog betaalbaar ook. Ook apps speelden een rol: de smartphone wordt steeds beter in het herkennen van vogels aan beeld én geluid. Met het delen van een bijzondere waarneming ben je zo het haantje onder de vogelaars. Op de site waarneming.nl steeg het aantal meldingen van 4,7 miljoen in 2019 tot 6,7 miljoen in 2023 – dat was niet omdat er meer vogels zijn in Nederland.
Daarmee is dat ‘suffe’ vogels kijken niet alleen ontspanning of inspiratie, maar kreeg het ook iets actiefs. Eén zeldzame izabeltapuit (dit jaar in Wageningen) of een Indische kievit (Zeeland) en fanatieke soortenjagers springen in de auto om hun ‘jaarlijst’ aan te vullen. De mediabeelden van drommen mensen met telelenzen rondom één minieme geelbrauwgors (in het Drentse Bunne) werken vaak op de lachspieren – dat is dan weer gezondheidswinst voor de thuisblijver. Met het coronavirus verspreidde zich ook het vogelkijkvirus: we ontdekten – noodgedwongen – de natuur. En de vogels. Boswachters en natuurbeheerders zien sindsdien nog steeds een toename in wandelaars en vogelaars. Aangezwengeld door podcasts als de populaire Vogelspodcast (van de Haagse topvogelaar Arjan Dwarshuis). Door dat alles is vogels kijken niet meer voorbehouden aan die oudere man, maar is het ook jongeren, hipsters en vrouwen gaan aanspreken.
Een goede vogelgids kiezen is bijna net zo moeilijk als het ontdekken van een roerdomp in het riet
Het vogelboekenbos
Ook uitgevers kregen oog voor de opbloeiende vogelliefde. In de boekhandel staan nu tientallen boeken die de lezer bij de hand nemen in de wereld van vogels kijken en vogelaars. Hoe zie je de bomen door het vogelboekenbos?
Een goede vogelgids kiezen is bijna net zo moeilijk als het ontdekken van een roerdomp in het riet. Voor beginners geldt: hoe dunner, hoe beter. Leer eerst de tuinvogels en nog wat tientallen van de ongeveer 360 ‘Nederlandse’ vogelsoorten kennen, dat is al moeilijk genoeg. Bijvoorbeeld met De gewiekste vogelgids, van (oervader aller vogelaars) Nico de Haan, met glasheldere aquarelletjes van Erwin van der Kolk. De Haan bedacht een ongebruikelijke ordening voor de beginner: niet alle meeuwen, roofvogels of eenden groepsgewijs bijeen, maar vogels gerangschikt op kleur, gedrag, vorm of leefgebied. Zoals de achterflap al meldt: ‘Op deze manier wordt vogels herkennen een (vogel)fluitje van een cent’. Echt een hebbeding, die vuistdikke Vogels van Europa. Maar de meer dan negenhonderd soorten in deze ‘meest complete fotogids’ (4700 foto’s!) brengt de beginner alleen maar in verwarring. Mooi, die grasmus in de duinen, maar de kans dat het de ‘Westelijke orpheusgrasmus’ (‘Onderstaartdekveren ongetekend beige’) dan wel de ‘Oostelijke orpheusgrasmus’ (‘Onderstaartdekveren wit, met grijze, pijlvormige vlekken’) is, is exact nul. De vogels zelf schijnt het trouwens koud te laten hoe wij ze noemen.
Vogels kijken is gezond, maakt gelukkig en voorkomt depressies
Veelzijdig in alle opzichten
Misschien dat het geheim van het succes van vogelboeken wel schuilt in een mooie eigenschap van vogels: je kunt er alle kanten mee op. Voor de hardcore vogelaar zijn er de gedetailleerdste gidsen. Altijd lachen; talloze cabaretiers boekten er succes mee. Wat ruist daar in het struikgewas? ‘Tsjar, tsjur, wiet-wiet-wit’ – de grasmus natuurlijk, aldus de vogelgids. Ook mooi: de fraaie semi-wetenschappelijke vogelmonografieën, waarvan al meer dan 25 delen zijn. Voor denkers en dromers zijn er beschouwender boeken. Die leren dat kijken naar een roodborstje niet zomaar iets is. In het tweejaarlijkse ‘boektijdschrift’ De Scharrelaar – een soort Hard Gras voor lezende vogelaars – beschrijven diverse auteurs op (semi-)literaire wijze hun ervaringen of overpeinzingen inzake vogels. Sloom, saai? Welnee: alleen al het voorbijvliegen van een sliert lepelaars op trek door de ijle najaarslucht kan aanzetten tot poëtische mijmeringen over het verglijden van tijd. In De 22 levenslessen die vogels ons leren van de Franse vogelkijkers Philippe Dubois en Élise Rousseau zijn vogels aanleiding voor licht-filosofische verhandelingen. ‘Kippen leren ons te genieten van het ‘nu’’ – denkt u daar maar eens over na. Of neem het ontroerende en veelgeprezen Het lied van de spreeuw met tekst en linosnedes van kunstenares Octavie Wolters, van wie dit jaar de opvolger Dit gaat nooit voorbij verscheen. Ogenschijnlijk een kinderboek, maar veel omvattender. Lees (en zie) hoe de spreeuw een eend bezoekt: ‘Vergeet niet te zingen over het leven’, zei de eend. ‘Leven lijkt soms zo moeilijk, maar het is het eenvoudigste dat er is. Het enige dat je hoeft te doen is bestaan, dat is meer dan genoeg’.
De onuitgesproken les van alle vogelboeken: dat vogels kijken ergens over gáát. Je hoeft het alleen maar te zien.